Beknopt geschiedenis van het TANG SOO DO (SOO BAHK DO)
- KOKORYO dynastie (37 v.Chr. – 668 n.Chr.)
In de hoofdstad Hwan Do Seong (Mansjoerije), langs de stromen van de Aproh rivier bevinden zich graftomben welke dateren van zo’n 1500 jaar geleden. De muren van deze tomben vertonen afbeeldingen van Tang Soo Do uit die tijd. Er is niets bekend van de maker en ook niet wie met deze afbeeldingen werd voorgesteld. - SILLA dynastie (668 – 935 n.Chr.)
De kunst van het Tang Soo Do werd in deze periode vertoond in diverse Boedhistische sculpturen. Hierop waren 13 Shaolin monniken te zien die de gevechtskunst beoefenden, waarvan twee bekende monniken genaamd Dal Ma Dai Sa en Moo Ryun Dai Sa. Zij waren te zien in de belangrijke O-Rin shaolin-tempel in China, waar vele duizenden monniken het Tang Soo Do beoefenden.
Ook bekend uit deze tijd is de geschiedenis vande monnik Bodhidarma (Daruma)
uit India, die onderricht gaf in de shaolin tempel. - KORYO dynastie (935 – 1392 n.Chr.)
Van deze periode zijn historische boeken te vinden, zoals de 18 boeken over de geschiedenis van Ko Ryu en de 14 boeken van Yui Chun. Deze boeken toonde de populariteit van het Tang Soo Do van ongeveer 800 jaar geleden. - YI dynastie (1392 – 1907 n.Chr.)
Uit deze periode zijn veel geschriften die getuigen van Tang Soo Do beoefening. Hiervan is het 32e deel van het Koreaanse geschiedenis boek Tae Jong Sil Roh heel bekend. Hierin wordt de geschiedenis vermeld van koning Sang Wang, die zo’n 500 jaar geleden tijdens een groot feest ter ere van zijn zoon en andere genodigden genoot bij het zien van de uitvoering van Tang Soo Do demonstraties door soldaten. De trainingen in Tang Soo Do verschilden in die tijd van plaats tot plaats in zowel methodes als stijl. Ongeveer tegen het einde van de YI dynastie ontwikkelde zich een nieuwe gevechtsstijl, genaamd Tae Kyun. Deze stijl maakte alleen maar gebruik van voettechnieken.
Toendertijd was Tae Kyun een vorm van straatvechten en genoot het een slechte reputatie als een gevechtsvaardigheid voor crimineel gebruik. Het Tae Kyun is echter wel ontstaan uit het Tang Soo Do en het moderne Tang Soo Do maakt daar duidelijk weer gebruik van, te zien aan de indrukwekkende en grootste voettechnieken. Diverse verschillende stijlen werden verder nog beoefend tot aan het eind van de YI dynastie (1907).
De studie van verschillende vormen stopte gedurende de Japanse bezetting van Korea, die eindigde in 1945. Op dat moment grondvestte grootmeester Hwang Kee de huidige Tang Soo Do stijl onder de Moo Duk Kwan school. Dit was een een voortzetting van de oudere en oorspronkelijkere Koreaanse traditionele gevechtsvormen.
Het Koreaanse Tang Soo Do werd als rechtspersoon erkend als Korean Soo Bahk Do Association en werd geregistreerd bij het Koreaans Gouvernement als dé “Koreaanse traditionele gevechtskunst” op 30 juni 1960.
Beknopte geschiedenis van het TANG SOO DO (SOO BAHK DO)
- KOKORYO dynastie (37 v.Chr. – 668 n.Chr.)
In de hoofdstad Hwan Do Seong (Mansjoerije), langs de stromen van de Aproh rivier bevinden zich graftomben welke dateren van zo’n 1500 jaar geleden. De muren van deze tomben vertonen afbeeldingen van Tang Soo Do uit die tijd. Er is niets bekend van de maker en ook niet wie met deze afbeeldingen werd voorgesteld. - SILLA dynastie (668 – 935 n.Chr.)
De kunst van het Tang Soo Do werd in deze periode vertoond in diverse Boedhistische sculpturen. Hierop waren 13 Shaolin monniken te zien die de gevechtskunst beoefenden, waarvan twee bekende monniken genaamd Dal Ma Dai Sa en Moo Ryun Dai Sa. Zij waren te zien in de belangrijke O-Rin shaolin-tempel in China, waar vele duizenden monniken het Tang Soo Do beoefenden.
Ook bekend uit deze tijd is de geschiedenis vande monnik Bodhidarma (Daruma)
uit India, die onderricht gaf in de shaolin tempel. - KORYO dynastie (935 – 1392 n.Chr.)
Van deze periode zijn historische boeken te vinden, zoals de 18 boeken over de geschiedenis van Ko Ryu en de 14 boeken van Yui Chun. Deze boeken toonde de populariteit van het Tang Soo Do van ongeveer 800 jaar geleden. - YI dynastie (1392 – 1907 n.Chr.)
Uit deze periode zijn veel geschriften die getuigen van Tang Soo Do beoefening. Hiervan is het 32e deel van het Koreaanse geschiedenis boek Tae Jong Sil Roh heel bekend. Hierin wordt de geschiedenis vermeld van koning Sang Wang, die zo’n 500 jaar geleden tijdens een groot feest ter ere van zijn zoon en andere genodigden genoot bij het zien van de uitvoering van Tang Soo Do demonstraties door soldaten. De trainingen in Tang Soo Do verschilden in die tijd van plaats tot plaats in zowel methodes als stijl. Ongeveer tegen het einde van de YI dynastie ontwikkelde zich een nieuwe gevechtsstijl, genaamd Tae Kyun. Deze stijl maakte alleen maar gebruik van voettechnieken.
Toendertijd was Tae Kyun een vorm van straatvechten en genoot het een slechte reputatie als een gevechtsvaardigheid voor crimineel gebruik. Het Tae Kyun is echter wel ontstaan uit het Tang Soo Do en het moderne Tang Soo Do maakt daar duidelijk weer gebruik van, te zien aan de indrukwekkende en grootste voettechnieken. Diverse verschillende stijlen werden verder nog beoefend tot aan het eind van de YI dynastie (1907).
De studie van verschillende vormen stopte gedurende de Japanse bezetting van Korea, die eindigde in 1945. Op dat moment grondvestte grootmeester Hwang Kee de huidige Tang Soo Do stijl onder de Moo Duk Kwan school. Dit was een een voortzetting van de oudere en oorspronkelijkere Koreaanse traditionele gevechtsvormen.
Het Koreaanse Tang Soo Do werd als rechtspersoon erkend als Korean Soo Bahk Do Association en werd geregistreerd bij het Koreaans Gouvernement als dé “Koreaanse traditionele gevechtskunst” op 30 juni 1960.